Roosendaal; een stad van mensen.

Wie de moeite neemt om eens te kijken wat gemeenten de afgelopen decennia  in ons kleine landje niet allemaal hebben ondernomen om zichzelf op de kaart te zetten, valt achterover van verbazing. Er moeten toch kolossale hoeveelheden geld zijn gespendeerd aan allerlei soorten campagnes, visietrajecten e.d.  Branding en city-marketing zijn ook in gemeenteland gevleugelde begrippen geworden. De ambities van gemeenten spatten letterlijk van het papier af. Maar hoe hard komen we inmiddels met z’n allen weer met de voetjes op de grond terecht.

De enorme verliezen die momenteel door gemeenten worden geleden op grondposities staan symbool voor de teloorgang van menig gemeentelijke ambitie. Ongetwijfeld gaat dit aanleiding geven voor een heroriëntatie op de visies, de ambities maar vooral op de rol die een gemeente nog speelt in de samenleving. Ook de lokale overheid heeft net als ieder ander een rol gespeeld in het opblazen van een geweldige luchtbel; een luchtbel die inmiddels ver is leeggelopen. Wat er vooral wegloopt zijn tientallen miljarden euro’s aan waarde. Met name het onroerend goed zoals grond, huizen, kantoorpanden, winkels neemt sterk in waarde af. Gemeenten, ondernemingen, banken, woningbouwcorporaties, pensioenfondsen en vooral burgers verliezen heel, heel veel geld. De sterk gegroeide welvaart groeit niet meer en zal zelfs nog wat afnemen.

Nederland kenmerkt zich als een samenleving die een groot deel van de toename van de welvaart niet zozeer heeft geïnvesteerd in de samenleving maar zaken heeft afgekocht. We zien dat vooral terug in de zorg. Heb je een probleem dan zorgt de overheid voor een oplossing in de vorm van kinderopvang, een scootmobiel, woningaanpassing, huishoudelijke zorg, enz. Zelfs opa en oma die op de kinderen passen moesten recht krijgen op een vergoeding van rijkswege. Zij werden gastouder, moesten cursussen volgen en stonden bloot aan inspecties vanuit de GGD. Ook hier ging de overheid zich er weer mee bemoeien. Het staat symbool voor het automatisme dat de overheid verantwoordelijkheden overneemt, problemen in ontvangst neemt en de verwachting heeft gewekt alles te kunnen oplossen. Op een aantal terreinen zijn wij in dit land aardig verwend.

Terug naar de ambities van een stad. Wat blijft er over van de ambities nu de vierkleurenglossy’s in de prullenbak verdwijnen? Wat wordt onze echte ambitie? Geld is er niet meer dus we moeten ambities laten varen. En terwijl er geen geld meer is voor ambities moeten we ook nog tegen de samenleving vertellen dat zij zelf meer de handen uit de mouwen moeten gaan steken. Wie gaat met zo’n boodschap nog de verkiezingen in?

Roosendaal is een stad die nooit echt heeft gegrossierd in ambities dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een stad als Breda. Juist dit soort “zondagskinderen” onder de steden krijgt het de komende jaren bijzonder moeilijk. Roosendaal is een nuchtere en bescheiden stad. Roosendalers zijn geen verwende burgers die zich verschuilen achter hun mooie historische binnenstad of een geweldige levendige studentenstad. Die hebben wij gewoonweg niet. Dit betekent niet dat we in Roosendaal niets positiefs hebben.  Niets is minder waar maar we zien het nog niet goed. Het gaat nog allemaal verloren in het negativisme van slechts een handjevol Roosendalers. De zwijgende meerderheid vindt het in Roosendaal zo slecht nog niet. En hierin kunnen wel eens de kansen voor de toekomst liggen namelijk het mobiliseren van die zwijgende meerderheid. Hier zit de kracht van Roosendaal. Nu al kenmerkt Roosendaal en haar dorpen zich door een groot organiserend vermogen. We kennen heel veel evenementen. De vele evenementen worden georganiseerd door Roosendalers voor Roosendalers. De burgerkracht in Roosendaal is groot.

Het kapitaal van Roosendaal zit niet in prachtige historische gebouwen, veel studenten, een wereldhaven, hoofdkantoren van multinationals, enz. Het kapitaal van Roosendaal zit in haar eigen inwoners. Als de glossy vervaagt, de ambitieuze projecten worden stilgelegd, de burger zelf de handen uit de mouwen moet steken dan komt het aan op de kracht van de inwoners. Roosendaal is een stad van mensen. Roosendalers doen graag dingen met elkaar. Opvallend zijn de vele cultuuruitingen die zich kenmerken door de ontmoetingen en dan veelal in de openlucht. In deze stad komt men graag bij elkaar om te genieten van cultuur, met een drankje in de hand en een praatje met elkaar. Stilletjes door een museum schilderijen bekijken is wat minder in trek. Er wordt ook veel gesport maar ook weer veel samen. Juist al deze ontmoetingen moeten krachtig worden gestimuleerd en ondersteund door met name de lokale overheid.  

Volgens mij is dit de enige ware visie die telt een stad van mensen die de krachten haalt uit die mensen; een mensenstad. Dat kan in het klein door tot op straatniveau  de stad terug te geven aan de burger( zie bv. http://tinyurl.com/8k5ry5j ) en juist in het groot door die kracht ook te durven uitstralen en meer lef te tonen. In de regio maar ook daarbuiten moet Roosendaal de naam krijgen van een krachtige stad; een stad die niet alleen meetelt maar ook de toon zet. Als we in deze periode van heftige bezuinigingen de rug recht houden dan leggen wij een goede basis voor de komende decennia. Maar dat is politiek spannend omdat er nu weinig te scoren valt. En dat moeten we ook niet willen.  Want je geeft je kind ’s middags toch ook geen lolly om ’s avonds te vertellen dat er geen geld meer is voor eten? Als over een aantal jaren de inwoners van al die ambitieuze steden nog jaren moeten meebetalen aan het aflossen van verloren gegane ambities dan krijgen de steden, die elke euro extra in de samenleving kunnen stoppen, de kansen. Dat zou voor Roosendaal wel eens heel wel mogelijk kunnen zijn. Laten we ons daarom richten op de grote zwijgende meerderheid want daarin schuilt de kracht van Roosendaal. Dat is de enige ware visie.

Een aanrader is het essay van Rene Diekstra over burgerschap uit 2006.

 http://www.volkskrant.com/bijlagen/essaydiekstra.pdf

 

 

Geplaatst in Filosofie | Een reactie plaatsen

Het nieuwe werken: op zoek naar de Holy Grail

Ik heb in Google het begrip Nieuwe Werken ingetypt en mijn verwachting werd bewaarheid: ongelooflijk veel hits zoals dat heet. En zoals dat heet zie je tussen de bomen het bos niet meer. Inderdaad is en wordt het begrip op allerlei manieren gebruikt en vooral misbruikt. Hele kantoorgebouwen worden gebouwd met het non-argument dat dit nodig is voor het nieuwe werken. Als ik al argwanend stond tegenover dit begrip dan heb ik er nu een grondige hekel aan gekregen.

Niettemin is het de moeite waard om je aversie te overwinnen en in het moeras van het nieuwe werken op zoek te gaan naar de ware intenties achter dit begrip. Het is bijna een zoektocht naar de holy grail. Veel publicaties hebben overigens een hoog Monty Python gehalte. Waar het eigen allemaal om draait is onvermogen.

Ik heb ooit eens geleerd dat een organisatie bestaat uit een mensen en middelen met een bepaald doel. Het grootste probleem is hoe je juist die mensen zover krijgt dat ze zich ook maximaal inzetten voor dat doel. Dat heet managen. Eeuwen geleden was dat gemakkelijk; af en toe de zweep erover. Maar in moderne tijden gaat dat niet meer en in de loop der eeuwen heeft men ontdekt dat met het op andere wijze sturen van een groep mensen betere resultaten konden worden bereikt. Toch werden bepaalde principes niet verlaten. Het tijdens werktijd gevangen houden van mensen in een gebouw en aan de ingang een prikklok hangen is nooit helemaal verdwenen. Sterker nog: bij veel organisaties bestaat het nieuwe werken nog steeds uit het gebouw. Het ziet er weliswaar leuker uit met hier en daar een sofa en een gezellig koffiehoekje maar toch.

Vanwaar dat onvermogen? We hebben er grote moeite mee om medewerkers los te laten door hun te vertellen wat voor resultaat ze moeten bereiken. De managementgoeroes van deze tijd zeggen dat je tegen een medewerker zegt wat hij of zij voor resultaat moet leveren en waar hij of zijn vervolgens uithangt maakt niet meer uit. Maar dan moet je dat wel kunnen en veel managers kunnen dat niet. Als je dat weet dan begin je toch niet met een gebouw te verbouwen maar dan moet je toch het management verbouwen? Maar ja, dat besluit datzelfde management. Het is net als de slager die zijn eigen vlees keurt.

Hoe kunnen we dit doorbreken? Hoe gaan we de vruchten plukken van datgene wat de informatietechnologie te bieden heeft? Allereerst door als bestuurders zelf het voorbeeld te geven. Durven wij als bestuurders los te laten en zijn wij in staat om aan de voorkant de te bereiken resultaten te formuleren? Ten tweede door management mobiel te maken. Management moet rouleren, mobiel zijn, op tijd van positie wisselen. Verdien je meer dan moet je ook op tijd wegwezen; niet meer beheren maar innoveren. Ten derde door het kantoorgebouw als gevangenis af te schaffen. Een overheid en zeker een gemeente moet geen gebouwen bouwen, in bezit hebben, investeren in eigen stenen. Een overheid moet midden in de samenleving functioneren, moet daar zijn en gebruik maken van de mogelijkheden die de samenleving biedt. Huisvestingskosten kunnen fors worden teruggebracht door slim gebruik te maken van het overschot aan kantoorruimte, door flexibel te huren en ambtenaren bij anderen te laten werken. Want de informatietechnologie gaat datgene bieden wat al zo lang wordt beloofd: het vernietigen van allerlei smoezen waarom iets niet kan.

De iphone en de ipad zijn nu al de werkplek van menig ambtenaar en bestuurder. Ikzelf heb geen pc nodig, geen vaste telefoon, krijg niets op papier en heb ook geen kamer nodig. Ik kan volledig nieuw werken omdat dit kan maar ook omdat ik geen manager heb. Maar die luxe heeft niet iedereen. Wat wel moet kunnen is mensen ontmoeten. Ik moet op plaatsen terecht kunnen waar dat kan; dat wel. Daaraan stel ik overigens geen bijzondere eisen. Afhankelijk van de aard van de ontmoeting bepaal ik in wat voor soort locatie de ontmoeting plaatsvindt. Dat is nu nog even een droom maar langzaamaan wordt het wel werkelijkheid.

Een gemeentelijke organisatie die nu nog achter loopt met organisatieontwikkeling, gehuisvest is in oude gebouwen, nog geen visie heeft; heeft een voorsprong. Dertig jaar geleden voorspelde men dat telecommunicatie in landen als India de komende tientallen jaren niet van de grond zou komen. Er lagen immers geen kabels in de grond die bij ons allang in de grond lagen. Inmiddels is dat geen probleem meer; men heeft deze fase gewoon over geslagen. 65% van de Indiase bevolking heeft de beschikking over een mobiele telefoon en 52% over een toiletpot.

Er liggen kansen mits we bereid zijn om een grote stap voorwaarts te maken. Geen tussenstappen zetten maar nadenken over één geweldige grote stap. Met je iphone en ipad op pad en werken aan je resultaat. Zaterdagmiddag wat doen en dinsdagochtend boodschappen doen. Op maandagavond een afspraak met een sportvereniging en de volgende ochtend zelf sporten. Zorg dat 80% van de ambtenaren met de ipad kennis kan delen en als er maar voor 40% toiletpotten zijn dan gebruik je die van een ander maar.

 

Geplaatst in politiek | 4 reacties

De leugen in de politiek

Deze week verscheen een bericht in Trouw getiteld “De leugen regeert niet langer”. http://iturl.nl/snOGm  Cees van der Laan beschrijft daarin dat de lijsttrekkers min of meer tot de conclusie zijn gekomen dat men met het elkaar beschuldigen van liegen en/of vertellen van onjuistheden niet veel verder komt. Persoonlijke aanvallen, beschuldigingen over liegen, elkaar bestrijden met dubieuze feiten; het levert alleen steeds meer twijfelende kiezers op. Met name Samsom, Rutte en Buma laten zich nu van een wat meer genuanceerde kant zien. Tekent zich hier al een nieuw kabinet af?

Nu wordt men al wat voorzichtiger omdat de media een leuke nieuwe vondst hebben getiteld fact-finding. Een uitspraak wordt direct gecontroleerd op de feiten en inderdaad valt men regelmatig door de mand. De verleiding tot het manipuleren van de feiten blijft echter groot in de politiek.

De leugen regeert is voor het eerst genoemd door koningin Beatrix tijdens een bijeenkomst ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren. Op de vraag of haar mening over de Nederlandse pers wordt bepaald door de berichtgeving rond het koningshuis, zou de Koningin gezegd hebben dat dat niet zo was maar dat zij wel meende dat het niveau van de pers de laatste twintig jaar enorm was gedaald. Ze zou deze popularisering aan de toenemende invloed van de commercie geweten hebben.

Het lijkt alsof de leugen recent haar intrede heeft gedaan in de politiek maar niets is minder waar. Ovidius, een dichter uit Rome, schreef 20 voor Chr. een gedicht over het acteren van politici :

Met hun geklets vullen zij ijdele oren

Anderen brengen het weer aan anderen over

Zo groeit de omvang van de verzinsels,

En iedere luisteraar voegt er iets nieuws aan toe

Hier goedgelovigheid en daar onbezonnen dwaling

IJdel zijn de vreugde en de verwarrende

Angsten, en huidige onenigheid, en fluisterende stemmen

Zijn de aanstichtsters van twijfel

Blijkbaar bestond toen al een aardig beeld van politici. Of zoals Jonathan Swift in 1710 in zijn pamflet “De kunst van de politieke leugen” schreef: “Er bestaat een wezenlijk punt waarop de politieke leugenaar verschilt van andere van dat soort. Hij moet namelijk niet kort van geheugen zijn, want dat heeft hij nodig, gezien allerlei situaties die hij voortdurend tegenkomt waarin hij het met zichzelf niet eens is, en bij beide standpunten van een tegenstrijdigheid zweert, naar gelang hij de mensen inschat met wie hij heeft te maken”.

Gijs de Jong schreef een kort artikel met daarin de vijf grootste politieke leugens http://iturl.nl/snSky . Volgens mij slechts een korte opsomming.

Liegen en politiek gaan dus hand in hand samen. Ach, het zijn ook maar mensen tenslotte. Het zijn vaak de nieuwkomers in de politiek die zich afzetten tegen de zogenaamde oude politiek en zich dan beroepen op de leugens, gedraai en geklets van politici. Telkens weer zien we echter dat ook zij zich al snel bedienen van datgene wat zij zo verafschuwen. Dit geldt evenzeer voor de LPF destijds en de PVV nu. Politiek is mensenwerk en liegen overkomt de beste. Maar als politici dit over elkaar gaan roepen dan bevuilen zij feitelijk het eigen nest. Zo is een nieuwkomer op de kieslijsten begonnen met een alleszins aardig politiek manifest met een visie op hoe dit land bestuurd zou moeten worden. Ook nu weer moet de oude politiek het ontgelden.

Vervolgens zien we sommige nieuwe partijen al snel dat men de verleding niet kan weerstaan om ook mee te doen aan het populisme van de one-liners en het gemanipuleer van de feiten. Mooi voorbeeld is de leuze “Stop de Verspilling” van diezelfde nieuwkomer die als verkiezingsslogan is gekozen zonder enigerlei koppeling met hun oorspronkelijke gedachte. Met totaal ongenuanceerde voorbeelden en zelfs leugens probeert men de aandacht te krijgen. Voorbeeld: op de Betuwelijn rijden slechts 2 treinen per dag en dit dus een absolute verspilling. Vorig jaar reden er per dag 64 treinen en dat tijdens een diepe economische recessie.

Dit is geen uitzondering. Zodra het pluche in zicht komt dan is de verleiding groot en dat is van alle tijden. Nieuwe politiek wordt al snel oude politiek ook al ben je nog zo nieuw. Op dit punt leert men snel oud te worden.

Geplaatst in politiek | 1 reactie

Binnenstad van de toekomst

Een paar weken terug zag ik een prachtige documentaire getiteld “Making Cities: de stad van de toekomst”. Het was een documentaire van Tegenlicht VPRO. In deze documentaire kwam een aantal zeer diverse personen aan het woord, variërend van wetenschappers, stedenbouwkundigen tot journalisten. Allen wel met een visie op de stad van de toekomst.

Met name de natuurkundige Geoffrey West en de journalist Doug Sanders maakten op mij een bijzondere indruk. West is een natuurkundige die ondermeer heeft gewerkt aan de deeltjesversneller en dus absoluut geen stedenbouwkundige. Hij verzamelde en analyseerde enorm veel data over steden en kwam tot interessante conclusies. Steden ontwikkelen zich niet op basis van planning, stedenbouwkundige ontwerpen of beleid maar op basis van wetmatigheden. Aan de hand van data zoals het bruto nationaal product van een land in relatie tot de omvang van steden kan hij met een grote nauwkeurigheid aangeven hoeveel kilometers riool, criminaliteit, wegen, enz. een stad heeft. Een stad groeit en ontwikkelt zich gelijk elk ander organisme. Een stad begrijpen kan niet zonder het begrijpen van de wetmatigheden die ten grondslag liggen aan het waarom mensen in toenemende mate zo dicht bij elkaar willen gaan wonen, werken en leven. Maar vooral ook wat  belangrijke veranderingen zijn.

Doug Sanders deelt de visie van West als het gaat om de krampachtigheid van stedenbouwkundige ontwikkelingen. Traditioneel worden woon-, winkel- en werkfuncties veelal sterk gescheiden. Wonen doe je in wijken, werken in kantoorstrips of op bedrijven terreinen en winkelen in winkelcentra en binnenstad. De binnenstad is door deze eenzijdigheid daarmee zeer kwetsbaar en dat blijkt ook wel. Opmerkelijk is dat Saunders aantoont dat de veiligheid in zeer dichtbevolkte steden met gemengde functies het grootst is. Zo zijn wijken met alleen woonfuncties in een groene omgeving het onveiligst.

Hij noemt een aantal steden waar voorheen problematische migrantenwijken zich hebben ontwikkelt tot veilige maar vooral aantrekkelijke en leefbare wijken. Juist door de mix van wonen, werken, winkelen in de wijk  is een diversiteit ontstaan die hieraan ten grondslag ligt. Saunders ziet bestemmingsplannen in de huidige vorm als een grote blokkade in de ontwikkeling van een stad.

Wat betekent dit nu praktisch? Door de enorme vlucht van het winkelen via internet wordt de fysieke locatie van de winkel minder van belang. Het kantoor is op zolder en de voorraad staat in de garage. En dat heet dan vervolgens webwinkel. Winkels komen leeg te staan evenals grote kantoren. Thuiswerken en werken onderweg door voor een halve dag een werkplek te huren vindt steeds meer plaats. Aan de rand van de stad ontstaan grote winkellocaties die zo qua prijs, aanbod en vooral efficiency (snel veel winkelen) nog tegen internet kunnen opboksen. Blokkeert de ene stad deze ontwikkeling dan komen ze bij de buurman. Het effect is hetzelfde.

Natuurlijk is dit van grote invloed op bedrijven en personen. Maar zoals West en Saunders ook zeggen: wetmatigheden hou je niet tegen en vallen niet te plannen of te sturen. Moeten we dan lijdzaam toezien? Nee, maar er is wel een visie nodig. Deze visie houdt wel in dat je wetmatigheden accepteert en niet teveel negatieve energie stopt in het bestrijden ervan. Zien we nu niet de stad ontstaan die Saunders in gedachten heeft namelijk een binnenstad met minder winkels maar met meer woningen en ontmoetingsplekken zoals horeca, cultuur, historie, evenementen, parken e.d. en wijken aan de rand van de binnenstad met veel meer werken vanuit huis dus ook veel meer mensen die ook overdag  in de wijk aanwezig en actief zijn. De binnenstad van de toekomst is een binnenstad die ruimte geeft aan een veelheid van functies. Laat bestemmingsplannen ruimte bieden aan deze ontwikkelingen en durf te vertrouwen op de wetmatigheden. Zo’n wetmatigheid heet ook het vrije ondernemerschap.

De stad van de toekomst is een stad die nog meer mogelijkheden biedt voor interactie tussen mensen namelijk de interactie tussen wonen, leven, werken, leren, enz. Dit gebeurt in de straat, in de buurt waar men elkaar kan ontmoeten van elkaar kan leren. Het biedt perspectief voor ontwikkelingen in de binnenstad. Niet knokken tegen leegstand door proberen winkels te vestigen die er toch niet meer gaan komen maar ruimte bieden voor wonen en werken (starters). Maar ook opzetten van wijken tegen de binnenstad met ruime mogelijkheden voor ook werken en andere kleinschalige functies. En zeker ook zorg voor ouderen toevoegen in plaats van onderbrengen in grootschalige zorgcomplexen aan de rand van de stad.

Voorbeelden zijn er te over. Het deed mij denken aan een klein wijkje in Hamburg waar ik eens op werkbezoek was om grootstedelijke ontwikkelingen te bekijken. Alleen een klein arbeiderswijkje maakte indruk. Kleine huisjes die dicht op elkaar stonden met kleine straatjes zonder auto’s omdat die iets verderop uit het zicht werden geparkeerd. In die huisjes woonden jong en zeer oud door elkaar en zorgden voor elkaar. Er werd ook gewerkt en mensen hadden huiskamerrestaurantjes om in het weekend te eten. Kleinschalige kinderopvang werd geregeld door een ondernemende moeder. Dit wijkje was volgens de Hamburgse wethouder in het verleden gelukkig aan de aandacht van stedenbouwkundigen en beleidsmakers ontsnapt.

Geplaatst in Economie, Politiek | 3 reacties

Stadsoevers: een sprookje wordt realiteit

Als oud-inwoner van de Westrand las ik jaren geleden in de krant over een plan om van een verwaarloosd bedrijventerrein een woonwijk te maken. Ik had wel enige bedenkingen. Doe eerst eens even iets aan de Westrand voordat er zo’n luxe woonwijk wordt gebouwd was mijn eerste gedachte. Aan de andere kant konden meerdere vliegen in één klap worden geslagen. Een mooie uitbreiding van de Westrand, aansluiting van de wijk op het centrum, een mooi perspectief voor de Kade en rotzooi opruimen aan de Havendijk en Scherpdeel. Kortom: het verwijderen van een rotte kies op een paar honderd meter van de binnenstad.

Het plan om samen met een Stadskantoor een nieuw vmbo op locatie oost te bouwen ondervond vanaf het eerste moment grote kritiek. Het bouwen van een nieuw stadskantoor ligt in de samenleving altijd gevoelig. Moet zoveel geld worden uitgegeven aan ambtenaren? Bovendien kondigde zich een economische crisis aan die gaandeweg alleen maar groter van omvang werd. Ook de locatie was een punt van discussie. Het complex zou mede moeten dienen als scherm tegen eventuele stank- en geluidoverlast van Borchwerf. Op zich niets mis mee omdat aan de hoogste milieueisen zou kunnen worden voldaan.

Tot de verkiezingen konden de plannen rekenen op een ruime meerderheid in de gemeenteraad. Gronden en panden werden aangekocht, voorbereidingskosten gemaakt en een contract met marktpartijen afgesloten. Op deze wijze zijn de afgelopen tientallen jaren verschillende wijken gebouwd bijvoorbeeld de Landerijen. De afgelopen tien jaar hebben dan ook meerdere coalities de plannen gesteund.

Toch ontstond aan het begin van deze periode de noodzaak om de plannen opnieuw onder de loep te nemen. Het college nam het besluit om niets te ontzien. De economische crisis bleek intussen te leiden tot zeer omvangrijke bezuinigingen en de woningmarkt stortte verder in dan iemand had kunnen voorzien. Besturen van een stad betekent goede besluiten nemen en dus ook schade voor de Roosendaalse samenleving beperken of zelfs vermijden. Dit leidde vorig jaar tot het besluit om geen stadskantoor meer te bouwen maar een veel kleiner bestuurscentrum. Meer zat er op dat moment niet in omdat het contract met de marktpartijen deze ruimte niet bood. Een eventueel juridisch conflict had mogelijk geleid tot schadeclaims en verlies van tientallen miljoenen grondwaarde. De aangekochte grond zou immers weinig meer waard zijn. Verder zou tien jaar voorbereidingstijd voor niets zijn geweest. Een gemeentebestuur dient haar burgers hiervoor te behoeden.

Dat dit overigens niet elk gemeentebestuur lukt blijkt wel uit de toenemende stroom van alarmerende berichten uit andere gemeenten. Zo lijkt Apeldoorn 200 miljoen euro te verliezen, Almelo 100 miljoen, Bergen op Zoom 50 miljoen, enz, enz. En de lijst met gemeenten wordt al maar langer en langer. Dit kost de inwoners van deze gemeenten veel, heel veel geld. Moeten we niet ons uiterste best doen om dit in Roosendaal te voorkomen?

In de loop van vorig jaar bleek dat de planning voor de bouw van het vmbo niet gehaald ging worden. Verder zou de woningbouw op Stadsoevers zodanig worden vertraagd dat de school nog tientallen jaren in een slechte omgeving zou staan. Tegelijkertijd bleken de projectontwikkelaars met wie een contract was getekend, bereid om opnieuw aan tafel te gaan zitten. Er volgde een complex proces waarin met heel, heel veel dingen rekening moet worden gehouden. Doel was het behoud van perspectief voor de Roosendalers en beperken van de schade door de crisis.

En wat is het resultaat? Het nieuwe vmbo wordt gebouwd. Op Stadsoevers wordt een prachtig nieuw Kellebeekcollege gebouwd. Tezamen zal dit een forse impuls voor het onderwijs in Roosendaal en omgeving betekenen. De huisvesting van de ambtenaren zal op een laag pitje worden gezet. Maar wat nog belangrijker is dat het perspectief op Stadsoevers blijft bestaan inclusief kansen voor een evenementenzone. De rotte kies op een paar honderd meter van de binnenstad zal verdwijnen al duurt dat nog wel even. De bouw van 900 woningen zal over een grotere periode worden uitgesmeerd. Niemand die nu nog gelooft dat er huizen worden verkocht maar juist een gemeentebestuur moet verder kunnen kijken. Uit recente cijfers van de provincie blijkt dat ook in Roosendaal de komende jaren gebouwd moet gaan worden. Met de bouw op Stadsoevers en een aantal andere locaties in de binnenstad kan voor een deel in de woningbehoefte worden voldaan. Let wel voor een deel! Maar dan moet wel het soort huizen worden gebouwd waaraan behoefte is. In het juiste tempo, voor de juiste vraag en voor de juiste prijs.

Volgens enkele critici moet Stadsoevers definitief worden stopgezet. Als dat gebeurt dan gaat 21 miljoen euro (netto aanschafwaarde) verloren en is tien jaar voorbereidingstijd – en kosten – voor niets geweest. En de rotte kies op een paar honderd meter van de binnenstad blijft liggen tegen de Westrand en de Kade. Wordt het sprookje een nachtmerrie? Is dat het juiste perspectief of grijpen we de kansen die er liggen?

Gaat Roosendaal behoren tot de gemeenten die tientallen tot honderden miljoenen euro verliezen? Daarvan is nog geen sprake. De afgelopen tien jaar heeft de gemeente Roosendaal een behoudend grondbeleid gevoerd. Roosendaal heeft niet veel grond in eigendom en rekent niet met jaarlijkse inkomsten uit grondverkopen. En daar mogen we nu voor in onze handen klappen. Roosendaal heeft nooit geld belegd in aandelen, geld op een bank in IJsland gezet of gespeculeerd met grond. Daarvoor zijn Roosendalers te nuchter. En dat is maar goed ook.

Gaat de gemeente op Stadsoevers veel geld verliezen? Vorig jaar is een verliesvoorziening van ruim twee miljoen euro getroffen dat wil zeggen dat de opdracht om dit bedrag op Stadsoevers te gaan terugverdienen voor de zekerheid wordt geschrapt. Deze werd al enkele jaren als risico bestempeld. Zolang de grond nog niet wordt verkocht zal er tonnen aan rente moeten worden betaald. Voor de verdere rest wordt met een grote waardevermindering geen rekening gehouden. Dat zou overigens geen schande zijn gelet op de ontwikkelingen om ons heen. Uiteindelijk kan de aanschafwaarde worden terugverdiend. Maar zeker is dat natuurlijk allerminst. Dit zal afhangen van de plannen en het tempo waarin deze kunnen worden gerealiseerd. De accountant zal daar in opdracht van de gemeenteraad zeer gedegen naar kijken.

Die kijkt overigens naar de hele grondpositie van de gemeente en niet alleen naar Stadsoevers. Het is daarbij van belang om goed te kijken wat onder waarde wordt verstaan. Als alleen een betrekkelijk lage aanschaf in de boeken staat en het bouwproject doorgaat is er weinig risico maar als de aanschaf is opgehoogd met een winstverwachting en er ook nog eens kosten zijn gemaakt voor bouwrijp maken wordt het risico erg groot. Zo worden momenteel in enkele gemeenten gronden afgewaardeerd die al bouwrijp zijn gemaakt terwijl het hele project niet meer doorgaat.  In Roosendaal is daarvan gelukkig geen sprake van.

Pas als over tientallen jaren Stadsoevers gereed is, wordt de balans opgemaakt. Als alle huizen er staan zal blijken of en zo ja, hoe er verlies is geleden. Dit kan bijvoorbeeld als de gemeenteraad besluit om de grond goedkoper te verkopen ten behoeve van sociale woningbouw of om andere redenen. Maar dan wordt verlies geleden door het maken van keuzes. En dan staat er ook iets. Dan is de rotte kies weg.

Besturen van een stad is niet geloven in sprookjes of het creëren van nachtmerries. Besturen is nuchter met kennis van verleden en heden naar de toekomst kijken en de juiste besluiten nemen. Het is geen spelletje van wie gelijk krijgt maar het is realiteit.

Geplaatst in politiek | 8 reacties

Passiepolitiek

Ooit zei de Amerikaanse econoom Jeremy Rifkin het volgende: de dominantie van de ratio in de politiek is een gevolg van het Verlichtingsdenken, maar moderne evolutiebiologie leert ons dat we emotionele, empathische wezens zijn.

Langzaam maakt de rede in de politiek plaats voor de emotie. Nu is dit in onze hedendaagse samenleving geen bijzonder verschijnsel. Al een aantal jaren heeft de emotiemedia langzaam haar intrede gedaan. Meer en meer tv-programma’s zijn gebaseerd op persoonlijk leed. Mensen blijken er geen moeite mee te hebben om tot dan toe verborgen verlangens, gevoelens e.d. te delen met tv-kijkend Nederland. Wij zijn gewend geraakt aan emoties; althans aan de expressie daarvan.

In de politiek moet er dus ook plaats zijn voor de emotie. Mensen willen dit zien en meemaken. Slecht hoeft dit niet te zijn. Langs deze weg krijgt politiek weer een plek terug in de samenleving. Maar een waarschuwing is op zijn plaats. Naast emotie moet de ratio blijven bestaan. Er moeten tenslotte nog steeds verstandige besluiten worden genomen.

Wat vinden de critici hiervan. Volgens hen wordt er tegenwoordig meer op het gemoed gespeeld en in het slechtste geval op de onderbuikgevoelens. Op de man spelen is ook een gekend begrip. Mede onder invloed van de emotiemedia zijn politici hun taal en wijze van redeneren aan gaan passen. Als het debat echter wordt gevoerd op basis van egocentrische emoties dan zal dit volgens de critici leiden tot een verbaal oog om oog verhaal. Besluiten dienen vooral de korte termijn en zijn gebaseerd op de kiezersgunst of de waan van de dag. Ziehier het verschil tussen besturen van een stad en populistische geroep.

Een debat is juist bedoeld om argumenten uit te wisselen om zo tot een standpunt te komen. Cruciaal is wel dat men met respect naar elkaar luistert en er blijk van geeft het eigen standpunt zo nodig te willen wijzigen. Het tonen van oprecht respect voor elkaar en elkaars mening is een belangrijke manier om emoties te voorkomen. Want het zijn de emoties die het gelijk willen hebben in het debat brengen. Wederom een waarschuwing van de critici.

Mensen raken geëmotioneerd wanneer ze het gevoel krijgen dat ze niet gehoord, gezien of erkend worden. Het gevolg is dat zij hun mening met méér kracht en méér argumenten gaan poneren. Het uitwisselen van meningen krijgt het karakter van ruzie of machtsstrijd of op zijn minst van gelijk willen krijgen. Gelijk krijgen en gelijk hebben is voor sommigen dan nog het hoogste doel. Voor een enkeling is dit zelfs belangrijker dan het belang van de samenleving. Dit is het domein van de narcist binnen de politiek. Nogmaals: de analyse van de critici.

Toch is emotie een waardevolle toevoeging in de politiek. In The Political Brain (2007) stelt Drew Westen immers dat het politieke brein geen neutrale rekenmachine is. Ideeën, argumenten en leiders moeten mensen emotioneel raken. Ook in Nederland zijn wij langzaam overgegaan naar het Angelsaksische model waarin de politicus als persoon een veel grotere betekenis heeft dan een inhoudelijk programma. Overtuigingskracht vergt echter een balans tussen denken over inhoud en emotie. De democratie is daarom niet zozeer de marktplaats van ideeën als wel een emotiemarkt. Positieve en negatieve gevoelens bepalen welke argumenten onze hersens bereiken en de tijd die we steken in het bedenken van tegenwerpingen. Politieke onderwerpen zijn altijd verbonden met bijzondere belangen en waarden. Succesvolle campagnes roepen de emoties op die in beide liggen opgeslagen. Mensen stemmen op kandidaten die de juiste gevoelens bij hen oproepen, niet op degenen met de beste argumenten.

In de klassieke verzuilde rolverdeling stond de elite tegenover de massa als de redelijkheid van de Verlichting tegenover de irrationele onderbuik. Het populisme keert de rollen om: vrij baan voor de onderbuik want het gezonde volksgevoel is een betrouwbaarder politiek kompas dan de gedachtespinsels van een werkelijkheidsvreemde politieke elite.

Toch is dit volgens Dick Pels geen zwart-wit situatie. Het volk is lang niet zo onredelijk en de elite lang niet zo redelijk. Ook politici en mediamakers hebben een onderbuik: zij worden evenzeer gestuurd door intuïties, emoties en belangen. Zowel volk als elite mixen verstand en gevoel, hoewel in verschillende mate. Terwijl het volk wel wat meer politiek verstand zou kunnen gebruiken, zou de elite wat meer politieke passie en morele durf kunnen uitstralen. Het is juist de functie van politiek en moreel leiderschap om emoties om te vormen tot idealen, dus om mensen te verheffen en te inspireren. Andersom moeten volkse emoties doorklinken in de democratie om te voorkomen dat de politieke elite betweterig en technocratisch wordt. Dat is volgens Dick Pels de nieuwe passiepolitiek als antwoord op het dilemma tussen redelijkheid en emotie; tussen volk en politieke elite. Roemer van de SP en Rutte van de VVD zijn voor mij sprekende voorbeelden.

 

Diana Vernooij        http://www.dianavernooij.nl/

Dick Pels                    http://wetenschappelijkbureau.groenlinks.nl/node/37491

 

 

Geplaatst in politiek | 2 reacties

Hoezo crisis?

In 2008 mocht ik een lezing bijwonen van Arie van der Zwan, een inmiddels gepensioneerd hoogleraar economie, bestuurder en PvdA-kopstuk van weleer. Het was niet mijn eerste ontmoeting met Arie van der Zwan. Zo had ik hem eerder meegemaakt toen hij het gemeentebestuur van Rotterdam adviseerde.

Arie van der Zwan is een zeer eigenzinnig man en een groot intellectueel, maar ook iemand die begrijpelijke taal spreekt. Hij heeft ook vele ondernemingsraden geadviseerd en schuwde de discussie met Rotterdamse havenarbeiders niet. Wie meer van hem en zijn opvattingen wil weten raad ik het interview aan dat Jan Marijnissen recent  met hem had. Nu gaat het er niet om of je het over alles met hem eens bent. Zijn kracht is dat het je wel aan denken zet. http://www.sp.nl/nieuws/tribune/201110/arie-van-der-zwan.shtml

Nu terug naar de lezing van Arie van der Zwan. In 2008 stonden we aan de vooravond van de economische recessie. Na de kredietcrisis, financiële crisis ontstond als vanzelf de recessie. Van de Zwan is een nuchter iemand die in staat is om kort en simpel een boodschap te brengen. Voor de economen onder ons was zijn verhaal gebaseerd op de Kondratieff-golf. De Russische econoom Kondratieff publiceerde in 1920 zijn theorie dat de economische ontwikkeling verliep volgens bewegingen van wel vijftig tot zestig jaar.

File:Kondratieff Wave.svg

http://nl.wikipedia.org/wiki/Kondratieff-golf

Nuchtere Arie stelde dat we nu dus in een economische herfst zitten die nog lange tijd zal duren en waaraan weinig valt te doen. Hij voorspelde dat er een hele korte economische opleving zou volgen met daarna weer een terugval. En wat schetst onze verbazing? Het is inderdaad zo verlopen. Economen konden het allemaal al voorspellen en deden dat dan ook maar echt luisteren deed niemand.

Maar kunnen economen dan voorspellen wanneer en hoe de volgende opgaande golfbeweging zal verlopen? Wanneer valt wel redelijk te voorspellen. Het diepe dal is nog niet bereikt en dat zal nog wel even duren. In 2008 voorspelde Van der Zwan dat de recessie nog tien tot vijftien jaar zal duren zeg tot 2020. Binnen de lange golfbeweging is er overigens wel sprake van kortere golven zodat het niet een gestage neergang is; zo dramatisch hoeft het ook weer niet te zijn.

Maar als vanaf 2020 de economische lente weer aanbreekt wat wordt dan de basisinnovatie die hieraan ten grondslag ligt? In het interview geeft Van der Zwan zelf al aan welk deel van de wereld toonaangevend zal zijn. Nu hebben we allemaal wel het idee dat dit Azië is en zal zijn. Met name de economie van China groeit als kool. Men neemt daar het gebrek aan democratie voorlopig voor lief in ruil voor een forse toename van de welvaart. Maar dat zal gaan verkeren volgens Van der Zwan.

Maar welk inhoudelijk thema zal de motor voor de opgaande economische ontwikkeling worden? Volgens economen zoals Jeffrey Sachs is dat duurzaamheid. Het groeiend gebrek aan grondstoffen zal noodzaken tot een enorme technologische innovatie. In de nog steeds fors groeiende wereldbevolking zal noodgedwongen fors moeten worden geïnvesteerd in gezondheid en voedselvoorziening. En laten we hopen dat juist ook de sociale innovatie onderdeel gaat uitmaken van de volgende golfbeweging. Thema’s zoals vergrijzing, krapte op de arbeidsmarkt, multiculturaliteit, fundamentalisme, enz. moeten hiervan deel uitmaken. Groepen mensen in kaartenbakken opbergen zoals de afgelopen jaren is gebeurd kunnen wij ons niet meer permitteren. Elke golfbeweging bevatte immers ook belangrijke sociale, maatschappelijke  en bestuurlijk/politieke hervormingen. En als in de huidige golfbeweging het communisme is verdwenen zal dat ook gaan gelden voor het kapitalisme/neoliberalisme. De aloude communistische Sovjet-Unie is geen wereldmacht meer maar dat geldt inmiddels ook niet meer voor de aloude kapitalistische ex-wereldmacht Verenigde Staten.

Van der Zwan is nog wel positief voor de rol die het westen inclusief de VS kunnen gaan spelen. De nieuwe economieën zullen binnen de nieuwe golfbeweging terechtkomen in dezelfde maatschappelijke hervorming als waarin wij in het westen met name in de jaren zestig in terechtkwamen. Onze rol in de wereld is ook in de nieuwe golf nog niet uitgespeeld. We zullen de komende tien jaar stug moeten doorzetten met bezuinigen, hervormen en innoveren. Helaas voor nu zit daarin wel een zekere volgorde.

Geplaatst in Economie | 3 reacties

Republikeinse verkiezingen: being there!

 

Gister las ik het opiniestuk van Herbert Blankesteijn op de website van de Volkskrant getiteld Republikeinse kandidaat mag best een beetje dom zijn. Een tamelijk onthutsend stukje over de vermeende domheid en uitglijers van de republikeinse presidentskandidaten (http://iturl.nl/snIt7). Na het lezen vraag je toch af hoe het mogelijk is dat men in een toch redelijk ontwikkelde natie met ruim 300 miljoen inwoners bij de republikeinse partij niet verder komt dan deze kwaliteit.

Ik weet niet hoe dit komt en ben tot dusverre ook niet tot een echte verklaring gekomen. Zijn de kandidaten een soort stromannen die worden ingezet door de echte machthebbers achter de schermen? Weet men doodeenvoudig niet beter en is het een gevolg van een ultieme desinteresse in de democratie? Zijn wij nu zo slim dat wij alleen dit zo zien? Wie zal het zeggen.

Door Gerrit van Hofwegen werd herinnerd aan een ongelooflijk prachtige film uit 1979 die ik destijds in de bioscoop heb gezien. Het is de verfilming van de gelijknamige roman Being There van Jerzy Kosinski geregisseerd door Hal Ashby met in de hoofdrol een geweldige Peter Sellers. Hij kreeg voor zijn rol in deze film een Oscarnominatie. Wat heeft deze film nu met het bovenstaande te maken? Lees even de korte samenvatting van de film.

Chance is een man van middelbare leeftijd die werkt als tuinman voor een rijke man in Washington D.C.. De wat simpele Chance heeft zijn hele leven in het huis gewoond en heeft geen notie van de wereld buiten zijn beschermde omgeving. Alles wat hij weet van de buitenwereld is afkomstig van de televisietoestellen die overal in het huis staan. Als de eigenaar van het huis en tuin sterft, staat Chance op straat. Gekleed in zijn ouderwetse kleding, met hoed en paraplu loopt hij de buitenwereld in, met een televisie onder zijn arm.

Hij wordt aangereden door een auto van de rijke zakenman Ben Rand. Eve Rand, de vrouw van Ben, laat Chance naar het huis van de Rands brengen om bij te komen. Al snel ontstaan de eerste misverstanden. Als Chance zijn naam noemt: Chance the Gardener wordt dit door Eve en Ben verstaan als Chauncey Gardiner. Als Chance vervolgens vertelt dat hij uit zijn huis is gegooid door een advocaat, denkt Ben dat Chauncey een rijke zakenman is met financiële problemen die is opgelicht door zijn advocaten.

Rand besluit zich over Chance te ontfermen, zeker als de laatste zich ontpopt tot een ware filosoof die allerlei wijze en allegorische uitspraken doet over het zakenleven en economie. In werkelijkheid brabbelt de simpele Chance maar wat over zijn tuin, maar Ben ziet alles als diepe wijsheid.

Wanneer de president op bezoek komt bij Rand en aan Chance zijn mening vraagt over een economisch probleem, wauwelt Chance iets over de seizoenen die elk hun functie hebben in het leven van een tuin, en zowel de president als Rand zelf bekijken hem met bewondering, omdat ze ervan overtuigd zijn dat hij net een haarscherpe, zij het dan metaforische, economische en politieke analyse heeft gegeven. Op die manier rolt Chance de hele film door als een volstrekt passief personage, dat de hele film lang geen klap uitvoert (dat zou hij ook nooit kùnnen), maar die alles gewoon over zich heen laat stormen, terwijl hij z’n eigen onvermurwbare zelf blijft. Zijn onwetendheid en naïviteit worden als wijsheid gezien. Wanneer Randis is overleden wordt er onder de politieke sjoemelaars die deze film mee bevolken al gefluisterd dat ze Chance naar voren willen schuiven als de volgende president.

‘Being There’ is dus eigenlijk het verhaal van de meest wereldvreemde man die er ooit heeft geleefd. Chance heeft àlles wat hij weet van de wereld geleerd van televisie, zijn gehele referentiekader voor elke vorm van sociaal contact komt uit soaps, praatprogramma’s en Sesamstraat. Hij heeft nauwelijks een notie van wat de werkelijkheid te betekenen heeft, maar juist zijn onwetendheid en zijn onvermogen om op een gepaste manier te reageren op eender welke informatie, zorgen ervoor dat de mensen hem gaan bekijken als een uitzonderlijk intelligent, diepzinnig man.

Kijk naar deze geweldige film. Een film opgedragen aan alle hedendaagse Chauncey Gardiners die president van de VS willen worden.

Geplaatst in Cultuur | 1 reactie

Is de lokale democratie failliet?

Voor veel burgers geven begrippen zoals de wil van het volk en de stem van het volk de democratie het beste weer.  Burgers roepen  in meerderheid wat ze willen en bestuurders moeten dat gewoon uitvoeren. Gelukkig is het in werkelijkheid iets anders geregeld.  Wij kennen immers een getrapte democratie. De burger elke week een paar keer laten stemmen is natuurlijk geen doen. Dit is praktisch onuitvoerbaar en bovendien kan niet iedereen de consequenties van bepaalde besluiten goed overzien. Dus is de volksvertegenwoordiging in het leven geroepen. Zo nemen de gekozen leden van de gemeenteraad voor ons besluiten en controleert op de uitvoering daarvan door wethouders. Simpel toch?

Waarom zijn burgers dan toch zo ontevreden?  De meeste burgers hebben het gevoel dat echte democratie niet meer bestaat. Men heeft het gevoel dat zijn of haar stem er niet toe doet? Politici doen blijkbaar gewoon hun zin en luisteren doen ze al helemaal niet meer. Deze onvredestrekt zich lokaal ook uit over de gemeenteraden. Het college deugt al langer niet maar inmiddels ook de gemeenteraad niet. De invoering van de Wet dualisering in 2002 heeft hieraan natuurlijk niets verbeterd. Het had met name de kloof tussen burger en politiek op lokaal niveau moeten overbruggen. Dit is wel een erg naïeve veronderstelling gebleken. De problematiek ligt dus veel dieper dan met de dualisering ooit kan worden opgelost.

Laten we even terugkeren naar de die prachtige negentiende eeuw. In deze eeuw  kwam de wetenschap tot grote bloei, werden aan de lopende band uitvindingen gedaan,  de wereld verder ontdekt en de globalisering ingezet. De ene revolutie na de andere was het gevolg; van de Franse revolutie tot de industriële revolutie. De welvaart groeide in twee eeuwen tijd progressief. Democratisering werd steeds verder ontwikkeld. In het begin mochten nog alleen blanke welgestelde mannen stemmen maar al snel iedereen boven de achttien jaar. Groei van de welvaart en democratisering gingen hand in hand samen richting toekomst. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is dit gaan veranderen met nog een stuiptrekking in de jaren zestig.

Vanaf de tweede wereldoorlog kreeg  het neoliberale gedachtegoed  wereldwijd voet aan de grond. De vrije markteconomie bleek een wondermiddel te zijn om een forse economische groei en daarmee ook een grotere welvaart te realiseren. Met de mogelijkheden van de communicatie- en informatietechnologie ontstond vanaf de jaren tachtig een globalisering zonder weerga. Ondernemingen konden enorm groeien en complexe samenwerkingsverbanden aangaan. Vooral de financiële sector profiteerde hiervan. Wie heeft dan nog een overheid nodig? Economen zoals Milton Friedman zagen nauwelijks meer een rol voor de overheid. Maar waar is in dit geweld onze democratie gebleven?

De burger is niet langer bepalend als stemmer bij de verkiezingen maar als consument. In de VS is het  consumentenvertrouwen de belangrijkste graadmeter en niet de politieke voorkeur. De helft van de bevolking heeft die toch al niet meer omdat ze doodeenvoudig niet meer de moeite nemen om te gaan stemmen.

Wat betekent dit voor onze lokale democratie? Hoe ziet het speelveld op lokaal niveau er uit? Op de eerste plaats zien we dat het zogenaamde maatschappelijk middenveld
enorm is gegroeid en dan bedoel ik dat ook letterlijk. In navolging van het neoliberalisme zijn door de vele verzelfstandigingoperaties   woningcorporaties, zorginstellingen, ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, enz.  gegroeid tot megaorganisaties waarop van enige lokale democratische controle laat staan sturing geen sprake meer is. Vaak zijn het lokaal en regionaal ook nog monopolisten geworden. Al s de landelijke overheid al nauwelijks enige invloed heeft dan is die van de lokale overheid nihil.  Op de tweede plaats kom je als gemeente zonder regionale samenwerking tegenwoordig ook niet meer veel verder. Dingen alleen doen wordt te duur, te complex en maakt een gemeente te kwetsbaar. Bovendien legt de rijksoverheid dit ook steeds vaker op. Voorbeeld is de gedwongen samenwerking in de regionale uitvoeringsdiensten, veiligheidsregio’s, GGD-en, enz. Gevolg zijn vele gemeenschappelijke regelingen of andere samenwerkingsverbanden waarvan gemeenteraden terecht menen dat het aan democratische legitimatie volledig ontbreekt. En tot slot is daar de allesomvattende wereldwijde onvoorspelbaarheid. Al enkele tientallen jaren is het duidelijk dat de maakbaarheid van de samenleving is verdwenen. Maar nog steeds zitten we gevangen in de schijnzekerheid van beleid, plannen en uitvoering. Wie kent niet het rijtje missie, visie, strategie en uitvoering. Theoretische concepten die steeds moeilijker toepasbaar blijken te zijn. Er is op bestuurlijk vlak meer behoefte aan improvisatie, flexibiliteit en daadkracht. Als daarvoor meer ruimte komt, kunnen kansen worden gegrepen. Een bestuurder moet aanwezig zijn in netwerken, snel afspraken kunnen maken en kunnen handelen. Maar dat vergt een ander type bestuurders maar ook een ander type gemeenteraad.

Gemeenteraden staan dus ook onder druk. Als je wordt gekozen door nog minder dan de helft van de bevolking dan staat je eigen democratische legitimatie onder druk.  Wie vertegenwoordig je dan nog? De drie wettelijke taken van de gemeenteraad staan eveneens onder druk. Controleren lukt nog wel maar het stellen van de kaders komt vaak niet veel verder dan vaststellen van de begroting en het besluiten over voorstellen van het college. Richtinggevende uitspraken zijn nog wel mogelijk maar concrete keuzes voor de toekomst nauwelijks. Bij de volksvertegenwoordigende taak heeft gemeenteraad hetzelfde probleem als de gehele overheid namelijk hoe kan ik de burger nog bereiken.

Gemeenteraadsleden krijgen een groeiend gevoel van onmacht en frustratie. Ontwikkelingen volgen elkaar zo snel op en zijn bovendien zo complex dat het een gemiddeld raadslid boven het hoofd groeit. Men krijgt steeds vaker te horen dat de raad er niet van is en als men er van is dan is het zo complex dat het nauwelijks is te bevatten.  Met een beetje geluk mag een gemeenteraad haar zienswijze nog  kenbaar maken. Voorwaar een dodelijk begrip. We moeten toch niet willen dat gemeenteraden zich nog slechts bezighouden met een subsidietje voor een jeugdtheater, het introverte coalitie/oppositiespelletje en het met veel chagrijn wegjagen van wethouders. De lokale democratie is tenslotte wel de basis van onze democratie.

En dat alles als gevolg van onze immer groeiende welvaart want daar is toch alles om te doen. We moeten alsmaar groeien en groeien.  Globaliseren, europeaniseren; het moet allemaal doorgaan.  Misschien moeten we de consequenties eens leren aanvaarden van wat we zo graag willen. Misschien moeten we ons meer gaan concentreren op de controlerende en toezichthoudende taak van de gemeenteraad en dan met name gericht op het ervoor waken dat mensen niet de dupe worden van die zogenaamde groeiende welvaart. De zwakkere in de samenleving betreft niet alleen het individu maar ook de vereniging en de kleine ondernemer. Die verdienen bescherming en steun. Juist op lokaal niveau kunnen het liberale en sociale gedachtegoed beter met elkaar worden verenigd. Vrijheid en zelfredzaamheid voor wie het kan maar zorg en aandacht voor wie het niet redt. Als je niet weet welke richting je uit moet gaan maakt het ook niet uit welke weg je kiest maar zorg wel dat je bij elkaar blijft.

Geplaatst in politiek | 1 reactie

De schaduwkant van de democratie

Mag je kritisch zijn over democratie? In ons zogenaamde vrije westen spreken wij maar al te vaak over de ondemocratische samenlevingen in de rest van de wereld. Bij ons is de wil van het volk tot in perfectie doorgevoerd. Wij zijn trots op het oude Athene als Europese bakermat van de democratie. Is nuancering op zijn plaats? Durven we ook de schaduwkanten van de democratie met elkaar te bespreken.

Zo schreef Fareed Zakaria recent een boek over het functioneren van de hedendaagse democratie onder de titel De toekomst van de vrijheid, de paradoxen en schaduwzijden van democratie. Hij beschrijft democratie als de macht aan het volk.  En zo willen wij het graag horen. Onze democratie wordt echter niet alleen gekenmerkt wordt door vrije en eerlijke verkiezingen. Maar ook door de rechtsstaat, de scheiding der machten en de bescherming van grondrechten zoals het recht op vrije meningsuiting, op vergadering, op vrijheid van godsdienst en op bezit. Met name van dit pakket aan vrijheden zegt Zakaria dat het vanzelfsprekend verbonden is met democratie. In zijn opvatting gaan liberalisme – vrijheid – en democratie niet altijd samen. Je kan in die opvatting dus vrijheid hebben zonder democratie, maar ook democratie zonder vrijheid.

Voor steeds meer landen geldt dat de democratie weliswaar bloeit, maar dat de vrijheid verkommert. Over de hele wereld zijn er democratisch verkozen regimes die door referenda zijn herkozen of herbevestigd, die routinematig de grenzen van hun bevoegdheden schenden en burgers hun grondrechten ontnemen. We zien in de wereld weliswaar een  ontwikkeling naar meer democratie maar dat is in de ogen van Zakaria nog niet noodzakelijk beter. Zakaria betoogt uiteindelijk dat het succes van het Westen niet zozeer is ontstaan door een proces van haastige democratisering, maar door de langzame groei van grondwettelijke rechten en kapitalisme. Daardoor kon een evenwichtige liberale democratie ontstaan. Democratie moet evenwichtig groeien. En dat moet de tijd hebben.

Gisteravond keek ik bij de Wereld draait Door naar Hero Brinkman een prominent PVV-lid die al enige tijd streeft naar democratisering binnen de PVV maar moet erkennen dat het nog wel enige jaren zal duren. Misschien is dat wel zo. Ook andere politieke stromingen zoals de SP hebben dit proces doorgemaakt. Zakaria leert ons te kijken naar dergelijke processen zonder direct het westerse vingertje in de lucht te steken.

Over de Arabische (islamitische) wereld schrijft hij dan ook dat het Westen niet moet proberen de democratie daar reeds nu te introduceren. Dat leidt met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot een dictatoriaal regime van verkozen Mullahs. De oplossing bestaat er dan ook in de regio langzaam te liberaliseren en de rechtsstaat te installeren om pas daarna democratie te introduceren. Dat is een opvatting die bijvoorbeeld overeenstemt met een recent goedgekeurde VN-resolutie over Irak.

Bestaat in ons land echte democratie? De directe stem van het volk bestaat al lang niet meer. Onze stem dragen wij over aan een volksvertegenwoordiging die mede is bedoeld als een rem op de waan van de dag, als een buffer tegen populistische tirannieke meerderheden, of zelfs als  een vorm van noodzakelijke arbeidsdeling. Verkiezingen kunnen het politieke leven onttrekken aan de wil van de sterkste of van de tirannie van de meerderheid. Vertrouwen is hier het sleutelbegrip omdat de regeerder de vermelde speelruimte slechts kan invullen als hij daarvoor het vertrouwen geniet van het volk. De samenleving is te gecompliceerd om alles zelf te kunnen bepalen in een vorm van directe democratie.  En we moeten dat ook niet willen.

Het is juist vanuit dat  perspectief dat ook Zakaria problemen heeft met instituten als referenda. Want  behalve dat een referendum op een aantal praktische problemen stuit (welke  vraag leg ik voor, wie mag meestemmen bestaat het risico dat een onderwerp op geïsoleerde  wijze wordt bekeken waardoor eenzijdige en weinig afgewogen beslissingen  worden genomen. Zakaria hanteert wat dat betreft het voorbeeld van de staat Californië waar op  grote schaal met referenda wordt geëxperimenteerd over een verscheidenheid van grote en kleine zaken. Veel van de chaos (nutsvoorzieningen, infrastructuur)  in die staat is een gevolg van de extreme vorm van open, niet-hiërarchische, niet op politieke partijen gebaseerde, initiatiefgezinde democratie. Maar liefst vijfentachtig procent van de begroting ligt buiten de macht van de wetgevende vergadering of van de gouverneur.

Op basis van zijn stellingname komt Zakaria trouwens ook tot verrassende, althans niet gangbare conclusies over het democratisch gehalte van de Europese Unie, waarvan hij zegt dat de werkelijkheid is dat de Europese Unie nu juist effectief is geweest omdat die werd afgeschermd tegen directe  democratische politieke druk. Conclusie: met de noodzakelijke Europese eenwording wordt het niets als de wil van het volk bepalend is.

Eigenlijk stelt men de vraag naar de democratie verkeerd door de nadruk al te sterk te leggen op de wil van het volk. Het gaat er in een democratie niet alleen om of het beleid de wil van het volk weerspiegelt maar of het kan worden verantwoord voor allen. De relatie tussen volk(swil) en overheid (regering, beleid) is daarmee dus beter geen directe relatie maar een die indirect begrepen moet worden. Het gaat erom dat degene die de normen stelt, steun vindt voor voorstellen die gefundeerd zijn, wat betekent dat in een democratie kiezers enkel in heel abstracte zin beslissen over wat er moet gebeuren. Ze kiezen de leiders die ze vertrouwen en wier initiatieven ze bereid zijn te aanvaarden. Verkiezingen zijn graadmeters van vertrouwen. De provocatieve stellingname van Zakaria is geen betoog tegen democratie, maar betoogt wel dat er te veel democratie kan zijn. Te veel democratie maakt de samenleving onbestuurbaar. Daarmee is Zakaria geen tegenstander van democratie, maar wenst hij de donkere zijden ervan te onderzoeken.

 

Geplaatst in Politiek | 4 reacties